Wat of wie is het voorwerp van je geloof?

Wat of wie is het voorwerp van je geloof?

Paulus vervolgde zijn toespraak tot de Romeinen – “Allereerst dank ik mijn God door Jezus Christus voor u allen, dat er over de hele wereld over uw geloof wordt gesproken. Want God is mijn getuige, die ik met mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, dat ik zonder ophouden altijd aan u denk in mijn gebeden, en vraag of ik, op de een of andere manier, nu eindelijk een weg mag vinden in de wil van God om naar je toe te komen. Want ik verlang ernaar je te zien, om je een spirituele gave te geven, zodat je stand kunt houden, dat wil zeggen, dat ik samen met jou bemoedigd mag worden door het wederzijdse geloof, zowel van jou als van mij. (Romeinen 1: 8-12)

De Romeinse gelovigen stonden bekend om hun 'geloof'. Het Bijbelse woordenboek wijst erop dat het woord 'geloof' in het Oude Testament maar twee keer voorkomt. Het woord 'vertrouwen' komt echter meer dan 150 keer voor in het Oude Testament. 'Geloof' is meer een nieuwtestamentisch woord. Uit het hoofdstuk 'geloofshal' in Hebreeën leren we - “Nu is geloof de vaste grond van de dingen die men hoopt, het bewijs van de dingen die men niet ziet. Want hierdoor kregen de ouderlingen een goed getuigenis. Door het geloof begrijpen we dat de werelden zijn gevormd door het woord van God, zodat de dingen die worden gezien niet zijn gemaakt van dingen die zichtbaar zijn. (Hebreeën 1: 1-3)

Geloof geeft ons een 'fundament' waarop onze hoop kan rusten en maakt de dingen die we niet kunnen zien werkelijkheid. Om geloof in Jezus Christus te hebben, moeten we horen wie Hij is en wat Hij voor ons heeft gedaan. Het leert in Romeinen - "Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het woord van God." (Romeinen 10: 17) Zaligmakend geloof is 'actief persoonlijk vertrouwen' en een toewijding van zichzelf aan de Heer Jezus Christus (Pfeiffer 586). Het maakt niet uit hoeveel geloof een persoon heeft als dat geloof in iets is dat niet waar is. Het gaat om het 'object' van ons geloof.

Wanneer een persoon Jezus Christus vertrouwt als zijn Heer en Verlosser, 'is er niet alleen een veranderde positie voor God (rechtvaardiging), maar is er het begin van het verlossende en heiligende werk van God.' (Pfeiffer 586)

Hebreeën leert ons ook: "Maar zonder geloof is het onmogelijk Hem te behagen, want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en dat Hij een beloner is van degenen die Hem ijverig zoeken." (Hebreeën 11:6)

Als onderdeel van hun geloof in hun Heer Jezus Christus, moesten de gelovigen in Rome noodzakelijkerwijs de Romeinse religieuze culten afwijzen. Ze moesten ook religieus eclecticisme afwijzen, waarbij overtuigingen werden ontleend aan een gevarieerd, breed en divers scala aan bronnen. Als ze geloofden dat Jezus 'de weg, de waarheid en het leven' was, dan moesten alle andere 'wegen' worden verworpen. Romeinse gelovigen werden misschien als asociaal beschouwd vanwege het grote deel van het Romeinse leven; inclusief drama, sport, festivals, enz. werden ondernomen in de naam van een of andere heidense godheid en begonnen met een offer aan die godheid. Ze konden ook niet aanbidden in de heiligdommen van de heerserscultus of de Roma-godin (personificatie van de staat) aanbidden omdat het hun geloof in Jezus schond. (Pfeiffer 1487)

Paulus hield van de Romeinse gelovigen. Hij bad voor hen en verlangde ernaar om bij hen te zijn om zijn geestelijke gaven te gebruiken om hen te bemoedigen en te sterken. Paulus had misschien het gevoel dat hij Rome nooit echt zou bezoeken, en zijn brief aan hen zou voor hen een grote zegen zijn, net als voor ons allemaal vandaag de dag. Paulus zou uiteindelijk als gevangene Rome bezoeken en daar de marteldood sterven vanwege zijn geloof.

MIDDELEN:

Pfeiffer, Charles F., Howard F. Vos en John Rea. Wycliffe Bijbels woordenboek. Peabody, uitgeverij Hendrickson. 1998.